Lesgeven / onderwijs

Een docent had in 1984 een bureau voor de klas en een krijtjesbord waar hij zijn aantekeningen op maakte en het huiswerk op schreef. Aan het begin van de les werd het klassenboek en het absentiebriefje ingevuld. Aan het eind van de les werd het huiswerk voor de volgende les in het klassenboek door de docent opgeschreven. Eén leerling uit de klas was aangewezen als klassenvertegenwoordiger. Die moest elke ochtend het klassenboek uit het rek in de hal op halen. Deze leerling overhandigde elke les het klassenboek aan de docent en zette die aan het eind van de dag weer in het rek terug. Iedere docent had een eigen agenda waarin de administratie werd bijgehouden; het noteren van huiswerk en cijfers voor toetsen.
De leerlingen hadden een tas vol met schriften en boeken, een etui met pennen en ook een agenda. De agenda diende om ook het huiswerk en cijfers voor toetsen in te noteren.
Zowel voor leerlingen, docenten als voor de organisatie is sinds 1984 veel veranderd. Hier zal geprobeerd worden om deze veranderingen te beschrijven. Denk jij dat je hier een bijdrage aan kan leveren, dan nodigen wij je uit dat te doen. Gebruik de knop hieronder voor je bijdrage

Maart 2023, Peter van der Kroef

Verandering in het lesgeven

 

Onderwijs is dynamisch. Het verandert permanent zowel qua inhoud als presentatie. Sommige veranderingen beklijven, andere veranderingen schieten geen wortel en verdwijnen ongemerkt. De manier waarop onderwijs aan leerlingen wordt aangeboden is de afgelopen decennia flink veranderd. Hieronder zal ik eerst de technische veranderingen bespreken en daarna uitleggen hoe ik als docent daarmee omgegaan ben.

 

Veranderingen in het onderwijs.

 

Een leitje is een stuk leisteen in een houten lijstje waar leerlingen vroeger met een griffel (een soort potlood van leisteen) op schreven. Papier en inkt waren destijds kostbaar en een lei kon makkelijk met een natte spons schoon gemaakt worden. Dan kon het opnieuw gebruikt worden (met een schone lei beginnen….). Het op de lei gemaakte werk werd aan de docent getoond die het met de leerling besprak. Het onderwijs had dus noodgedwongen een wat individueel karakter.

De uitvinding van het schoolbord wordt aan twee verschillende mensen toegeschreven. Rond 1800 hing de Schotse aardrijkskundeleraar James Pillans alle leitjes van de leerlingen uit de klas aan de muur. Hij tekende op alle leitjes samen de kaart van Schotland. In 1801 deed de Amerikaanse wiskundeleraar George Baron op een school in West Point hetzelfde om zijn formules voor de hele klas op te schrijven en uit te leggen. Veranderingen in onderwijs gingen toen (ook) niet zo snel. Het effect van het schoolbord op het lesgeven was enorm. De Amerikaanse arts Osiah Bumstead schreef hierover in 1841: ‘De uitvinder van dit systeem verdient het om gerekend te worden tot één van de grootste bijdragers aan het leren en de wetenschap’. Onderwijs en instructies geven aan groepen was met het schoolbord plotseling mogelijk geworden. Lange tijd is het schoolbord met wat kleine veranderingen een vast element in het klaslokaal en lesgeven geweest. Zo kwam in 1930 het eerste schoolbord met een groene kleur. Men vond de groene kleur rustgevender.

Een voordeel van het schoolbord en het gebruik van krijtjes, eventueel gekleurd krijt, is dat het goedkoop en effectief gevonden werd. Een nadeel was het vele stof dat bij gebruik vrijkwam. Mensen konden daar allergisch op reageren. Rond 1970 kwamen de eerste zogenaamde “whiteboards” waarop met een “marker” of viltstift geschreven kon worden. Daar kwam geen stof bij vrij.

Een andere ontwikkeling was het projecteren van afbeeldingen in de klas. Rond 1900 kwamen er apparaten op de markt die afbeeldingen op een scherm projecteerden. Deze werden vooral gebruikt in de huiselijke sfeer om plaatjes te tonen en er verhalen bij te vertellen (b.v. de toverlantaarn). Pas rond 1980 kwam de overheadprojector, ook geënt op het principe van iets op een scherm projecteren, in het onderwijs. Dit apparaat projecteerde wat de docent met een viltstift op een doorzichtig vel geschreven had op een projectiescherm dat voor de klas geplaatst was. Hier kwam ook geen stof bij vrij. Uitgeverijen van boeken voor het onderwijs maakten voor de overheadprojector bij hun methode vellen met afbeeldingen.

Maar de grootste veranderingen die het onderwijs tot op de dag van vandaag nog steeds bezig houden zijn de komst van de computer en de ontwikkeling van het internet. Rond 1985 kwamen de eerste computers mondjesmaat en voorzichtig de school binnen. Er werd computerles gegeven aan selecte groepen leerlingen om ze enige vaardigheden voor de toekomst mee te geven. In de jaren 90 werd het nut van de computer voor de organisatie van het onderwijs ontdekt. Docenten werden massaal geschoold in programma’s als Word, Outlook, Powerpoint en Excel. Zij konden een digitaal rijbewijs halen en ja, zelfs een Europees digitaal rijbewijs. Het duurde nog even maar de behoefte ontstond om het beeldscherm van de computer voor een groep beschikbaar te maken. Dan kon er ook les mee gegeven worden. De beamer (een woord bedacht door Nederlanders, in Engelstalige landen sprak men van een multimedia projector!) bood uitkomst. In 1980 kwamen de eerste beamers op de markt maar pas rond de eeuwwisseling kwamen zij het onderwijs binnen gedruppeld.

Eénmaal in de school namen de beamers successievelijk de rol van het krijtjesbord over. Binnen 10 á 15 jaar werden in alle lokalen de krijtjesborden weggehaald en de beamers opgehangen. Ook de beamer werd ingehaald en wel door het smartbord. Een smartboard is een groot televisiescherm dat gevoelig is voor aanraking (een groot touchscreen).  Op het smartboard kan via internet een digitaal bord (b.v. Microsoft Whiteboard) gebruikt worden. De leraar kan hierop aantekeningen maken die online opgeslagen kunnen worden en waar leerlingen altijd toegang tot hebben.

Naast deze verandering in het presenteren van lessen met behulp van een computer veranderde er voor de leerling zelf ook het nodige. Huiswerk werd oorspronkelijk met een pen in een agenda genoteerd. De docent noteerde het huiswerk in het klassenboek. Door de digitalisering veranderde dat. Er kwamen programma’s om de schoolorganisatie te ondersteunen. Een voorbeeld is Magister. Dat programma is bereikbaar via internet. De docent noteert in Magister de behaalde cijfers, de aanwezigheid van leerlingen en het huiswerk. Het wordt behalve door leerlingen ook door ouders bekeken. Zij kunnen de prestaties en het werk van hun kind nauwlettend volgen. Ook het schrift waar het huiswerk in gemaakt wordt is langzaam aan het verdwijnen. Leerlingen worden tegenwoordig uitgerust met een tablet. Uitgeverijen maken digitale lessen die op de tablet gevolgd/gemaakt kunnen worden. De schoolsluitingen vanwege de risico’s en wens tot beteugeling van het Coronavirus hebben de ontwikkeling een flinke zet gegeven. Het gebruik van digitale middelen voor de organisatie en het geven van onderwijs is uitgebreid.

 

Wat betekenden deze veranderingen voor het onderwijs/leerproces en mij.

 

Op de lerarenopleiding werd een formulier gebruikt dat je als student voor elke les die je ging geven moest invullen. Het zogenaamde onderwijs-lesplanformulier. Hier moest je als student je hele lesplanning en doelen op noteren. Ook stonden er twee schoolborden op getekend. Daar moest je noteren wat je op het bord zou gaan schrijven. Elke gegeven les werd aan de hand van dit formulier besproken. Ook werd in het eerste jaar je stemgebruik en hoe je op het bord schreef met je besproken. Ik begon dus in een klassieke setting met een krijtje in de hand voor de klas. De enige variatie die ik kon aanbieden was krijt met een kleurtje gebruiken. Voor die tijd leek dat voldoende. Het werkte, leerlingen volgden de uitleg en gingen daarna in hun schrift met de vragen uit het boek aan het werk. Ik schat dat het bij alle vakken ongeveer zo is gegaan, behalve bij handenarbeid, lichamelijke oefeningen en muziek.

De opkomst van de computer in de jaren negentig voegde nieuwe mogelijkheden aan het onderwijs toe. Mogelijkheden die vooral samenhingen met de programma’s die beschikbaar kwamen. In eerste instantie draaiden die programma’s op het netwerk van de school of op de eigen computer/laptop. Het internet was nog wat statisch. De nieuwe mogelijkheden werden aanvankelijk voor de organisatie van de school gebruikt. Bijvoorbeeld e-mailen verbeterde de communicatie binnen de school. Het gebruik van een computer voor lesgeven kwam wat langzamer op gang. Ik maakte eerst alleen toetsen en proefwerken met Microsoft Word op de computer. Met Excel maakte ik grafieken die via knippen/plakken in de toetsen verwerkt konden worden.  Met een tekenprogramma maakte ik plaatjes van wiskundige figuren die ook in de toetsen gebruikt konden worden. Via email kon ik alles delen met vakgenoten. Op de harde schijf kon ik alles opslaan voor hergebruik. Na een paar jaar had ik een flinke bibliotheek met toetsen en plaatjes. De behaalde cijfers sloeg ik op in een Excel bestand.

Het starten van een laptopklas 2002 op het Vellesan College was een impuls om de computer ook te gebruiken in de les. Alle leerlingen kregen een laptop, wij als docenten ook. In het lokaal 121 (bij de tekenzolder) werd een beamer geïnstalleerd en kon het beeldscherm van de docent met de klas gedeeld worden. Ook in het computerlokaal werd een beamer opgehangen. Veel lessen werden met Microsoft Powerpoint gemaakt en gepresenteerd. Ik maakte ook gebruik van Excel om grafieken en tabellen te tonen. Maar op hun eigen laptop deden de leerlingen feitelijk niet zo heel veel schoolwerk. Boeken speelden nog een centrale rol in de les.

Het overleg met de docenten die aan de laptopklas lesgaven gaf veel mogelijkheden elkaar goed te ondersteunen en te kijken hoe anderen de laptop in de klas gebruikten. Na een paar jaar werd de laptopklas opgeheven omdat de computer algemener geworden was. Zowel op school als thuis voor leerlingen. Door school waren inmiddels alle docenten uitgerust met een laptop.  Daar kon in eerste instantie nog niet veel mee gedaan worden in de presentatie van lessen aan leerlingen. Er waren nog weinig lokalen met een beamer. Dat hing waarschijnlijk samen met de hoge prijs van een beamer destijds.  

Een ontwikkeling die rond 2006 voorzichtig begon was de mogelijkheid van digitaal toetsen. Het programma Wintoets was beschikbaar gekomen. Om toetsen in Wintoets te ontwerpen en aan te bieden aan leerlingen moest een aantal stappen gemaakt worden. Het draaide op het netwerk van de school. De toetsen konden alleen afgenomen worden in het computerlokaal want daar was WinMaak, het programma om de toets te maken, op geïnstalleerd. Ik maakte daar regelmatig gebruik van. Het maken van digitale toetsen was veel werk. Maar een goede toets kon met wat kleine wijzigingen meerdere jaren gebruikt worden. Mijn inmiddels grote verzameling afbeeldingen was goed toepasbaar bij het ontwerpen van de digitale toetsen. Een programma dat ik veel gebruikte voor het bewerken en maken van plaatjes was Adobe Fireworks.

Over de ontwikkeling van internet tot een non-lineair, dynamisch, goed deelbaar en bereikbaar medium kan een hoop gezegd worden. Het voert in dit verband te ver om hierover uit te weiden. De conclusie is dat de mogelijkheden ervan ook door het onderwijs ontdekt werden. Hier gaf het Vellesan College weer een impuls door een Ipadklas te starten rond 2013. De leerlingen in die klas werden uitgerust met een Ipad. In meer lokalen kwam een beamer en werd het krijtjesbord weggehaald. Ik 2014 werd het laatste krijtjesbord in het Hoofdgebouw vervangen door een beamer. De lokalen werden ook uitgerust met routers om het internet voor eenieder in school beschikbaar te maken. Het overleg met de docenten die lesgaven aan de iPadklas was nuttig. Weer konden collega’s elkaar ondersteunen en informeren over mogelijkheden die gebruikt konden worden.

Dunamare, de overkoepelende organisatie van scholen waar het Vellesan College onderdeel van is, heeft voor nascholing aan docenten de Expert-Academie ontwikkeld. Hier kunnen docenten zich inschrijven voor cursussen voor het onderwijs. Ik volgde hier een cursus die door een collega gegeven werd. Hij werkte met het programma Microsoft OneNote en gaf daar ook de cursus over. Ik begreep direct de toepasbaarheid van OneNote voor de iPad klas. In het programma OneNote kon ik voor alle leerlingen mijn uitleg en de uitwerkingen van opgaven online en in het klaslokaal publiceren. Elke leerling kreeg eigen pagina’s waar hij/zij zelf kon schrijven en huiswerk op kon maken. Hier kon ik ook opdrachten voor alle leerlingen of een selectie van leerlingen op plaatsen. Het laatste jaar dat ik een iPadklas lesgaf mochten de leerlingen van mij kiezen of ze huiswerk in een schrift wilden maken of in OneNote op hun iPad. De meesten kozen voor het maken van huiswerk in OneNote. Ik legde ze ook uit hoe Microsoft Exel voor wiskunde gebruikt kon worden. Ik vond ook dat Excel of een vergelijkbaar programma beheersen voor leerlingen een veel betere voorbereiding op hun studie en werk was dan het gebruik van een rekenmachine. Dat zal wellicht niet iedereen met mij eens zijn. Feit is dat rekenmachines op het werk vrijwel niet gebruikt worden. Leerlingen pikten Excel snel op. Een groot voordeel was dat ik de leerlingen vrij goed kon volgen en indien nodig, precies kon aangeven welke fouten er gemaakt werden.  Verder bleef het werk dat ze zelf gemaakt hadden beter bewaard dan in een schrift. Of zoals een leerling tegen mij zei toen ze een klas hoger zat: “Ik heb weer een hoofdstuk over ontbinden in factoren en ik heb in mijn OneNote van vorig jaar gekeken hoe ik dat van u geleerd heb”. Een ander voordeel van OneNote was dat ik mijn eigen werk ook kon organiseren. Ik kon via knippen/plakken dit eenvoudig beschikbaar maken voor de leerlingen in de OneNote van de klas. En elk jaar werd mijn OneNote rijker omdat ik hierin meer bruikbare dingen verzamelde.

De Rode Planeet, de uitgever van het programma Wintoets, speelde ook in op het beter beschikbaar worden en de mogelijkheden van internet. Wintoets dat lokaal op een netwerk of computer draaide werd vervangen door het online digitale toets programma Quayn. Het Vellesan College sloot voor alle leerlingen een abonnement op Quayn af. Ik heb hier veel gebruik van gemaakt. Let wel, sommige onderwerpen bij wiskunde laten zich beslist beter schriftelijk toetsen, maar andere onderwerpen zijn echt erg goed digitaal te toetsen. In mijn overtuiging zijn digitale mogelijkheden instrumenten om kennis goed over te brengen. Een instrument gebruik je als je het nodig hebt. Dus als bepaalde leerstof effectiever overgebracht/getoetst kan worden zonder digitale hulpmiddelen, gebruik ze dan ook niet.

De laatste stap die ik maakte was het gebruik van het online beschikbare programma Microsoft Whiteboard. Dit is een digitaal schoolbord dat op een smartboard gepresenteerd kan worden en waar je als docent aantekeningen en uitwerkingen op noteert. Het wordt op internet opgeslagen en je kunt leerlingen er toegang tot geven. Zij kunnen dan thuis dit op hun computer/tablet/telefoon nogmaals bekijken. Ook de volgende les kun je dit weer oproepen en kan je even kort herhalen wat je de vorige les gedaan hebt. De lesboeken zijn ook allemaal digitaal beschikbaar. Met het knip/plakprogramma van Microsoft is het makkelijk schermopnames te maken. Dus alles uit de boeken op het Whiteboard te geplakt en van uitleg voorzien worden.

Het was een boeiende ontwikkeling om mee te maken. Dat beslist. Welke ontwikkelingen er nog aan komen? Zal AI (Artificial Intelligence) hier een rol in spelen? Kunnen leerlingen hun eigen leerproces gaan plannen? Welke rol zal de docent hebben en hoe zal de relatie docent klas/leerlingen zijn? Ik weet de antwoorden niet. Maar gelet op de dynamiek van de afgelopen 20 jaar kan wel gezegd worden dat er nog een hoop zal veranderen. En wellicht zal dit heel snel gaan.